Overgangsmaatregel verhoging btw-tarief naar 21%
In het kort komt het er op neer dat het moment waarop u een dienst of goed levert, bepaalt of u 19% of 21% btw berekent, en niet het moment waarop u de factuur uitreikt.
De overgangsmaatregel ziet er als volgt uit:
1. U berekent 19% btw als u een goed of dienst leverde vóór 1 oktober, óók als u op of na die datum de factuur uitreikt en/of de betaling binnen heeft;
2. U berekent 21% btw als u ná 1 oktober een goed of dienst levert. Als u vóór die datum de factuur heeft uitgereikt of de betaling heeft ontvangen, draagt u daarover 19% btw af. Op 1 oktober bent u dan echter nog het verschil tussen de 21% en 19% verschuldigd. Dat bedrag verwerkt u in de btw-aangifte van oktober of het vierde kwartaal.
3. Levert u ná 30 september een onroerend goed op basis van een vóór 1 oktober gesloten overeenkomst tegen een vergoeding in termijnen, dan blijft het btw-tarief over de vóór 1 oktober vervallen termijnen 19%.
4. Levert u na 30 september een onroerende zaak inclusief stoffen, waaronder grond, op basis van een vóór 1 oktober gesloten overeenkomst, dan blijft het btw-tarief 19% voor het deel van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de vóór 1 oktober vervallen termijnen en de kosten van de vóór die datum ter beschikking gestelde stoffen.
Zie ook:
– Hoogste btw-tarief op 1 oktober naar 21% »
– Uitstelregeling btw en loonbelasting kleine ondernemer »
– Nieuwe factureringsregels btw per 1 januari 2013 »
Tip! Essentiële (of handige) ondernemerszaken: Bedrijfsverzekeringen (zoals bijvoorbeeld een beroepsaansprakelijkheidsv