Bedrijfspand behoorde niet tot vermogen
Een ondernemer rekende jarenlang zijn bedrijfspand ten onrechte tot zijn ondernemingsvermogen. Het Hof Den Haag herstelde aan de hand van de foutenleer: de ondernemer moest de fiscus schadevergoeding betalen.
De voorgeschiedenis
Ondernemer Daan de Groot en zijn vrouw waren op huwelijkse voorwaarden getrouwd. Zijn bedrijf was gevestigd in een pand dat zijn vrouw in 1966 had gekocht. Dit pand bestond uit een bedrijfsruimte en een bovenwoning met eigen ingang. De Groot rekende het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen.
In 2002 staakte De Groot zijn onderneming. Een taxatie wees uit dat het pand een meerwaarde had van € 300.000. De inspecteur rekende die meerwaarde tot de stakingswinst.
De Groot verzette zich daartegen. Hij stelde dat hij het pand (in 1966) ten onrechte tot zijn ondernemingsvermogen had gerekend, omdat het pand juridisch én economisch eigendom was (gebleven) van zijn vrouw. Zij was erg gehecht aan het pand: het was haar ouderlijk huis en zij had het goed gevonden dat De Groot de voorheen door haar vader gedreven onderneming in dat pand voortzette.
Behoort pand tot stakingswinst?
Rechtbank Den Haag rekende de meerwaarde van het pand wél tot de stakingswinst, Hof Den Haag in hoger beroep niet.
Het Hof stelde vast dat het pand juridisch én economisch eigendom van De Groot’s echtgenote was gebleven. De Groot had het pand ten onrechte tot zijn ondernemingsvermogen gerekend: de meerwaarde van het pand behoorde niet tot de stakingswinst.
Jarenlang voordeel
De Groot had volgens het Hof jarenlang voordeel gehad van de onjuiste vermogensetikettering (i.e. het tot zijn bedrijfsvermogen rekenen van het bedrijfspand). Het was daardoor onaanvaardbaar dat over een deel van zijn winst geen belasting zou worden geheven.
De Groot moest een redelijke tegemoetkoming bieden voor de door de fiscus geleden schade. Hij had op het pand afgeschreven, door het hoger ondernemingsvermogen meer kunnen toevoegen aan de fiscale oudedagsreserve en meer vermogensaftrek genoten. Verder had de fiscus renteverlies geleden.
De Groot stelde een bijtelling van € 37.190 op zijn belastbaar inkomen voor. Het Hof vond dat te weinig en verhoogde dit tot € 70.000.
Commentaar BelastingBelangen
“Deze toepassing van de foutenleer is nieuw: de belastingrechter heeft nog niet eerder een belastingplichtige verplicht tot een tegemoetkoming bij herstel van een fout.
Omgekeerd is dat al jarenlang wél het geval: als de inspecteur de foutenleer toepast en de belastingplichtige lijdt daardoor een nadeel – bijvoorbeeld vanwege het progressieve belastingtarief – dan moet de inspecteur daarvoor een redelijke tegemoetkoming bieden.
Deze principiële uitspraak van Hof Den Haag maakt de foutenleer evenwichtiger, maar noopt ook tot voorzichtigheid.”
Bron: BelastingBelangen