Samenwerken in een team
Als u meer dan één persoon in dienst hebt, dan is er sprake van een team. Althans, dat hoopt u. Een team wordt gevormd rond een taak, een opdracht of een doelstelling.
Belangrijk kenmerk van een team is dat er samengewerkt moet worden. Samenwerken vraagt om een gezamenlijke inzet van meer personen om een bepaald doel te realiseren, bijvoorbeeld in termen van levertijd, kwaliteit en kwantiteit.
Belangrijke voorwaarde om mensen samen te laten werken is dat het duidelijk is wie, wat, op welk moment doet. Dit moeten mensen ook van elkaar weten, anders werken ze langs elkaar heen.
Daarbij moet u zich realiseren dat ieder teamlid verschillende bekwaamheden heeft, een (aankomend) vakman op zijn gebied is en op zijn eigen wijze tegen de opgave van het team aankijkt
Gericht op taak, groep of ego?
Het werken aan een gemeenschappelijke taak behoort tot de belangrijkste opdracht van het team. Maar mensen kijken op eigen wijze tegen deze opgave aan.
De één is taak-georiënteerd, wat wil zeggen dat voor deze persoon het werk dat gedaan moet worden, centraal staat. Alles wat niet met het werk te maken heeft, wordt als franje beschouwd.
Een ander is meer groep-georiënteerd en hecht belang aan goede omgangsvormen, respect voor elkaar en manieren om de samenwerking beter te laten verlopen.
Een derde persoon kan weer ego-georiënteerd zijn. Deze medewerker wordt geheel in beslag genomen door de vraag hoe hij zelf het best tot zijn recht komt.
Vanuit de verschillende voorkeuren stellen personen verschillende eisen aan het team, zoals u in de volgende tabel kunt zien.
Voorkeuren | Taakgericht | Groepsgericht | Ego-gericht |
Doelstellingen | Moeten helder zijn | Moeten eensgezindheid bevorderen | Moeten boeiend zijn voor de individuele leden |
Regels, procedures | Moeten efficiency bevorderen en de voortgang bewaken | Moeten samenwerken bevorderen | Moeten ruimte laten voor individuele initiatieven |
Tijd | Hoog tempo, strak tijdschema | Aanpassing aan de langzamen: tijdschema gezamenlijk bepaald | Ieder bepaalt eigen tijdschema en tempo |
Vrijheid van handelen | Vrijheid niet vanzelfsprekend: wordt ‘gegeven’ d.m.v. delegatiecriteria: controleerbaarheid en arbeidsmotivatie | Men moet zich aan de groepsnormen houden | Maximale vrijheid: ruimte voor improvisatie |
Persoonlijke bevrediging | Moet worden ontleend aan resultaat | Moet worden ontleend aan proces van samenwerking | Moet stroken met eigen behoefte |
Goed functioneren | Blijkt uit de bijdragen tot de taakvervulling | Blijkt uit de bijdrage tot het gezamenlijk functioneren | Blijkt uit het gevoel ‘uit de verf te komen’ |
Waarover discussieert men | Doel en middelen | Stromingen in de groep en spanningen tussen leden | Datgene wat leden belangrijk vinden |