Kan ik btw terugvragen als ik een betalingsregeling tref?
“Mijn BV heeft een fors incassoprobleem met een van de grootste afnemers. Die kan niet conform afspraak betalen: zijn liquiditeitspositie is erbarmelijk.”
“De zaak ligt als volgt. De BV heeft de betreffende afnemer medio 2009 voor € 500.000 ex btw aan spullen geleverd, de 19% btw daarover, ofwel € 95.000, is direct de maand daarop afgedragen aan de fiscus. De afnemer had uiterlijk 1 oktober 2009 de nota moeten voldoen. Dat is niet gebeurd. Pas na veel aandringen heeft hij begin februari van dit jaar een vijfde, ofwel € 119.000 voldaan. Betaling van het restant zit er voorlopig niet in, zo heb ik van de afnemer zelf en van het incassobureau begrepen.”
“Ik kan nu twee dingen doen: het faillissement van de afnemer aanvragen, of een betalingsregeling met hem treffen. Ik voel wel wat voor het laatste, omdat ik verwacht dat ik bij een faillissement weinig tot niets zal vangen, én ik wil deze grote afnemer graag behouden.”
“Hoe zit het met het recht op teruggave van de btw in deze situatie? Hoeveel kan ik bij de fiscus terugvragen? En kan dat ook als ik een betalingsregeling met de klant tref?”
Antwoord
Door de betalingsonmacht van uw afnemer heeft de BV in beginsel recht op teruggave van de btw die op die levering wél is afgedragen, maar die door de afnemer niet is betaald. Uw BV moet het verzoek om teruggave afzonderlijk per brief bij de Belastingdienst indienen; op de elektronische btw-aangifte is daarvoor geen mogelijkheid.
Let op: de BV kan de oninbare btw niet zelf verrekenen met de door haar af te dragen btw. Als dat toch gebeurt, levert dat vrijwel zeker een naheffingsaanslag met boete op.
Het verzoek om teruggave moet tijdig worden ingediend. Tijdig betekent: in het btw-tijdvak waarin redelijkerwijs komt vast te staan dat de afnemer de (restant) factuur niet meer gaat betalen. Het is steeds weer de vraag wanneer dat het geval is. Ook in uw situatie.
Stel dat uw BV het faillissement van de afnemer aanvraagt, en van de curator te horen krijgt dat er geen uitkering uit dat faillissement zal worden ontvangen. Of dat al direct, bij de aanvraag van het faillissement, vaststaat dat er geen cent meer zal worden ontvangen. De BV kan dan direct de oninbare btw terugvragen. Dat is in uw geval een bedrag van 19/119 van het niet ontvangen bedrag (van € 595.000 minus de ontvangen betaling van € 119.000 is € 476.000), ofwel € 76.000.
Als uw BV bereid is om een betalingsregeling met de wanbetalende afnemer te treffen, dan is dat een duidelijke indicatie dat u verwacht dat de afnemer nog wel (een gedeelte van de factuur) zal gaan betalen. Anders heeft een betalingsregeling geen zin. Dan staat dus nog niet vast dat de btw niet zal worden ontvangen: de BV heeft dan – nog – geen recht op teruggave van de nog niet ontvangen btw.
Als u een betalingsregeling gaat treffen, moet u goed opletten dat die regeling niet als een schuldvernieuwing kan worden uitgelegd. Van een schuldvernieuwing is sprake als de BV haar direct opeisbare vordering uit hoofde van de leverantie omzet in een lening, in een leenschuld. Bij zo’n schuldvernieuwing verspeelt uw BV het recht op teruggave van de btw: de omzetting van de koopschuld in een leenschuld wordt aangemerkt als een betaling.
Het treffen van een betalingsregeling is niet per definitie een schuldvernieuwing, zelfs niet als bij die betalingsregeling een rentevergoeding wordt afgesproken. Maar het is wel oppassen geblazen. De bedoeling van partijen is hier beslissend: als beide partijen, de leverancier én de afnemer, de bedoeling hebben om de vordering om te zetten in een geldlening gaat het recht op teruggaaf van de btw verloren. Als uw BV de vordering eenzijdig omzet in een lening, behoudt u het recht op btw-teruggaaf. En dat is van belang als later blijkt dat de afnemer ook niet aan de betalingsregeling kan voldoen.
Bron: BelastingBelangen