BV in woonhuis
De DGA die zijn BV gevestigd heeft in zijn woonhuis en daar bij de BV een vergoeding voor in rekening brengt, moet die vergoeding tot zijn belastbaar inkomen in Box 1 rekenen. De vergoeding valt ofwel onder de terbeschikkingstellingsregeling – als de BV een kwalificerende werkruimte huurt – ofwel er is sprake van loon, als de BV een naar verkeersopvattingen niet zelfstandig gedeelte van de woning gebruikt.
Niet in Box 3
De DGA kan de vergoeding voor een onzelfstandig deel van zijn woning niet tot Box 3 rekenen, omdat er sprake is ‘van een oorzakelijk verband tussen de vergoeding voor het gebruik van de werkruimte en de dienstbetrekking’, zo heeft Hof Arnhem onlangs beslist.
Een voorbeeld
BV X was gevestigd op het woonadres van DGA Daan de Groot. De BV hield zich bezig met kwaliteitszorg en het verzorgen van trainingen, met name binnen laboratoria. De Groot had aan zijn woonhuis een werkruimte laten bouwen. De BV gebruikte die ruimte – en had geen andere bedrijfsruimte ter beschikking – en betaalde daarvoor een vergoeding van € 3.400 per jaar. Er was geen schriftelijke huurovereenkomst opgemaakt. De Groot rekende de vergoeding tot zijn inkomen in Box 3.
Na een boekenonderzoek stelde de inspecteur dat de vergoeding van € 3.400 als loon aangemerkt moest worden. De werkruimte die de BV huurde in De Groots woonhuis was volgens de inspecteur een naar maatschappelijke opvattingen onzelfstandig gedeelte van de woning. De TBS-regeling was derhalve niet van toepassing.
De vergoeding moest aangemerkt worden als loon uit dienstbetrekking, omdat sprake was van een oorzakelijk verband tussen de vergoeding voor het gebruik van de werkruimte en de dienstbetrekking van De Groot bij de BV. De inspecteur legde BV X een naheffingsaanslag loonbelasting op. Rechtbank én Hof Arnhem hebben die naheffingsaanslag bevestigd.
De rechter stelde vast dat werkruimte als een onzelfstandig gedeelte van de woning moest worden aangemerkt. De bedrijfsruimte was te bereiken vanuit de privévertrekken van de woning, en ook toegankelijk vanuit de tuin. De werkruimte beschikte niet over eigen sanitaire voorzieningen, zoals een toilet, en had uitzicht op de achtertuin.
Voor het Hof stond daarmee vast dat De Groot de ruimte nooit aan een derde zou hebben verhuurd: er was een oorzakelijk verband tussen zijn dienstbetrekking bij de BV én de verhuur van de bedrijfsruimte. De inspecteur had de vergoeding terecht als loon uit dienstbetrekking aangemerkt.
Commentaar
“Ook een vervelende uitspraak kan correct zijn. Deze uitspraak past in het systeem van de wet: als de BV gebruik maakt van een werkruimte in of bij het woonhuis van de DGA, die nimmer aan een derde verhuurd zou (kunnen) worden en die uitsluitend door de DGA wordt gebruikt, kan een vergoeding voor dat gebruik niets anders dan loon uit dienstbetrekking zijn.”