Veel ondernemers voor de inkomstenbelasting verrichten hun werkzaamheden in hetzelfde pand als waar ze wonen. Belangrijke vraag daarbij is of kosten voor inrichting en verbouwing als bedrijfskosten zijn op te voeren.

Vanaf 2028 kijkt de fiscus bij vastgoedbezit in box 3 niet alleen naar huurinkomsten, maar ook naar de waardestijging van het pand. In dit whitepaper lees je hoe dat precies werkt.

Inhoudsopgave

1. Check de vermogensetikettering van uw woon-werkpand

De ondernemer die een pand koopt en dat voor zakelijke én privé-doeleinden gaat gebruiken, moet de regels van de vermogensetikettering op dat pand toepassen. Centrale vraag daarbij is of hij het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen moet rekenen, of alleen het gedeelte dat voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt.

Een belangrijk criterium daarbij is of het pand bouwtechnisch splitsbaar is in een bedrijfs- en een privégedeelte. Is dat het geval, dan moet het pand dienovereenkomstig geëtiketteerd worden: het bedrijfsgedeelte is verplicht ondernemingsvermogen, het woongedeelte verplicht privé. De ondernemer heeft dan géén keuzerecht.

De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt recent genuanceerd. Als er sprake is van een juridisch ongesplitst pand, behoort het niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte van dat pand tot het keuzevermogen: de ondernemer kan binnen de grenzen van de redelijkheid kiezen of hij dat gedeelte van het pand tot zijn privé- of tot zijn ondernemingsvermogen rekent.

Heeft u recent geïnvesteerd in een woon-werkpand? Beoordeel deze investering dan samen met uw adviseur om een correcte vermogensetikettering veilig te stellen.

2. Zolder wordt bedrijfsruimte: wel of geen investeringsaftrek?

Startende ondernemers verbouwen de zolder, de garage of een ander deel van de woning tot werkruimte en beginnen van daaruit hun onderneming. De kosten van die verbouwing worden als investering op de bedrijfsbalans verantwoord, en daarover claimen zij investeringsaftrek en afschrijving. De belastingrechter wijst dat af, als de verbouwing betrekking heeft op een gedeelte van de privéwoning, en de woning ook na de verbouwing het karakter van eigen woning niet heeft verloren.

Dat kan pijnlijk zijn voor veel startende ondernemers. De kosten van verbouwing van een deel van de woning tot kantoor- of werkruimte worden volledig opgeroepen door het drijven van de onderneming vanuit die ruimte, en toch kunnen die kosten niet ten laste van de bedrijfsresultaten worden gebracht. Dit nadeel komt niet alleen: bij een dergelijke werkruimte zal er meestal geen gebruiksvergoeding ten laste van de bedrijfswinst kunnen worden gebracht. De wet staat niet toe dat er voor een dergelijke werkruimte, de inrichting daaronder begrepen, kosten en lasten in aftrek op de winst worden gebracht.

Een uitzondering geldt voor een kwalificerende werkruimte, dat is een werkruimte met een eigen ingang of opgang die als zodanig aan een derde zou kunnen worden verhuurd én waar de ondernemer het overgrote gedeelte van zijn inkomen in of vanuit verdient.

Deze wel erg zuinige fiscale behandeling kan worden vermeden als de ondernemer het gedeelte van de woning dat hij voor de onderneming gebruikt, niet tot zijn privévermogen, maar tot het ondernemingsvermogen rekent. Dan is aftrek voor een gebruiksvergoeding wél toegestaan, en neemt de kans toe dat investeringsaftrek en afschrijving op de verbouwingskosten wordt verleend. Keerzijde van de medaille is dat de winst bij verkoop van de woning dan voor een evenredig gedeelte tot de winst uit onderneming moet worden gerekend. Het blijft een kwestie van rekenen.

3. Wonen en werken in één pand: meer kostenaftrek

De ondernemer die in zijn privéwoning woont én werkt, kan de kosten van de werkruimte in zijn woning slechts als bedrijfskosten opvoeren als er fiscaal bezien sprake is van een ‘kwalificerende werkruimte’. Is dat het geval, dan is een beperkte kostenaftrek mogelijk: de wet staat een jaarlijkse, forfaitaire aftrek toe van 4% van de verkoopwaarde van het gedeelte van de woning dat als werkruimte wordt gebruikt. Heeft de ondernemer een huurwoning, dan kan hij meer kosten voor de werkruimte opvoeren: aftrekbaar is dan een evenredig deel van de huur én de huurderslasten (zoals de kosten van gas, licht en water).

Hof Den Bosch heeft recent beslist dat dit verschil in behandeling onaanvaardbaar is: de ondernemereigenaar van een privéwoning kreeg een hogere kostenaftrek voor de zakelijke werkruimte in de woning.

Zorg ervoor dat uw adviseur de aanvullende kostenaftrek tijdig bij de inspecteur aankaart.


Bron: Belastingbelangen

Terug naar Tips voor IB-ondernemers »

Of je nu (deels) verhuurt of het pand leegstaat: het type gebruik bepaalt straks de belastingheffing. Bekijk hier de gevolgen per situatie.

Lees ook…
Als ondernemer ontkom je er niet aan: de jaarlijkse inkomstenbelasting. Maar hoeveel betaal je? En hoe werkt het precies met de verschillende boxen en…
Ben je te laat geweest met je btw-aangifte of -betaling? Dan ligt er ineens zo’n blauwe envelop op de mat: een naheffingsaanslag van de…
Bepaalde kosten vergoeden voor personeel kun je als werkgever op twee manieren doen: via declareren of met een vaste kostenvergoeding. Die laatste…
De werkkostenregeling (WKR) roept bij veel ondernemers vragen op. Wat mag je precies onbelast vergoeden? En wanneer loop je risico op naheffing? Je mag…
Wanneer je je aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting te laat indient, kun je te maken krijgen met honderden euro’s belastingrente. Maar…
Heb je een bv of nv en maak je winst? Dan kun je jezelf als directeur-grootaandeelhouder een extraatje uitkeren in de vorm van dividend. Maar hoe werkt…