1. Afvalcontainer: binnen of buiten?
Vuilnis mag u van de Voedsel- en Warenautoriteit niet binnen uw bedrijf opslaan. Van de gemeente mag u vuilnis echter alleen op bepaalde tijden buiten op straat zetten. Wat moet u in de tussentijd met het vuilnis doen?
U mag afval alleen binnen bewaren als de opslagruimte voldoet aan de strenge eisen in de hygiënecode. Het bewaren of bereiden van voedsel in dezelfde ruimte waar vuilnis wordt bewaard, is uit den boze.
Een oplossing kan zijn om het afval elke dag op te laten halen door de gemeente of een afvalverwerkingsbedrijf. Maar daar zijn wel extra kosten aan verboden.
2. Identificatie van uitzendkrachten: wel of niet verplicht?
Volgens de overheid bent u, als u uitzendkrachten voor u laat werken, niet verplicht een kopie van hun identificatiebweijs in de administratie te bewaren.
Van de Arbeidsinspectie moet u het ID-bewijs van uitzendkrachten wél kunnen tonen, zelfs tot vijf jaar na de verrichte werkzaamheden. En als u niet-Nederlandse uitzendkrachten inschakelt, zijn zij verplicht u een kopie van een geldig identiteitsbewijs te verstrekken.
Kortom, het is handig om van alle werknemers kopieën van ID-bewijzen te bewaren.
3. WOZ-taxaties
De gemeente als lokale overheid heeft belang bij zo hoog mogelijke WOZ-taxaties. Bezwaar is mogelijk, maar wordt niet altijd gehonoreerd. Toch slagen eigenaren er geregels in om de WOZ-beschikking naar beneden bijgesteld te krijgen. Gevolg: lagere gemeenteljke belastingen.
In de praktijk levert de aanwezigheid van een basisschool om de hoek vanwege de geluisoverlast vaak al een forse waardevermindering op, waardoor ook het WOZ-bedrag naar beneden moet worden bijgesteld.
Behalve veel standaardgronden voor verlaging van de waardebepaling – zoals betonrot, sloopplannen, constructiefouten of een naburige fabriek – blijken ook een voormalige stortplaats of plannen voor de bouw van windmolens de waarde fors te kunnen drukken. Een hoogspanningsmast naast de deur betekende in Leeuwarden € 18.000 korting op de beschikking.
4. Bordje ‘Nooduitgang’: Laag of hoog?
Van de Brandweer moet de vluchtwegaanduiding laag boven de (nood-)deur, zodat het zichtbaar blijft bij opstijgende rook. De arboregels stelden dat de aanduiding zo hoog mogelijk moet hangen.
Deze tegenstrijdigheid is verleden tijd: bouwkundige en brandveiligheidseisen zijn nu opgenomen in het bouwbesluit en geschrapt uit de Arboregels. De Arbeidsinspectie ziet daar dus niet meer op toe.
Volg de lijn van de brandweer: laag boven de deur.
5. Vluchtdeuren naar binnen of buiten openend?
Deuren in vluchtroutes moeten volgens het Bouwbesluit naar buiten opendraaien. Maar de gemeente schrijft voor dat ze – vanwege de veiligheid op straat – naar binnen moeten draaien.
Toch zijn er oplossingen voor deze strijdigheid. Een dubbel kozijn bijvoorbeeld of een speciaal scharnier, waardoor een deur in noodgevallen toch naar buiten opendraait of een object plaatsen waardoor men niet tegen een naar buiten draaiende deur kunnen aanlopen.
Een nooddeur die uitsluitend wordt gebruikt voor het vluchten uit een gebouw mag wel naar buiten draaien, ook over een voetpad. En tussen een geopende nooddeur en een weg voor gemotoriseerd verkeer moet minimaal 60 centimeter ruimte overblijven.
Overleg voordat u een pand gaat huren of kopen met de gemeente over de vluchtroutes.
6. Vergunningverlening
De vele regels voor ruimtelijke ordening, milieu, water, natuur, landschap en dergelijke, maken de vergunningsverlening complex, tijdrovend en chaotisch. Iemand die zijn bedrijf wil uitbreiden of aanpassen, moet een reeks aan vergunningsaanvragen doorworstelen.
Het aantal randvoorwaarden neemt toe en door alle bijkomende eisen wordt de uitbreiding of aanpassing duurder en duurder. Dit kan de bedrijfsontwikkeling ernstig remmen.
Reactie op de enquête van Gibo Groep. “Gezeur gehad over een dakkapel. Die moest 10 centimeter smaller en dat op een huis aan een doodlopende weg! De aanpassing leidde tot extra kosten en nu past mijn bestaande computertafel niet meer in de ruimte. Die is net te smal”.
Het vergunningstraject duurt vaak te lang en die tijd heeft de ondernemer meestal niet. wanneer bezwaren tot aan de Raad van State worden uitgevochten, treedt nog meer vertraging op. De komst van de WABO moet een groot deel vann de bezwaren en irritaties wegnemen. Dit moet de praktijk uitwijzen.
7. Twee vluchtwegen
De brandweer schrijft voor dat een pand twee vluchtwegen moet hebben. Bij bestaande gebouwen moet soms een brandtrap worden gelaatst, maar dat mag soms niet van Monumentenzorg. Het bouwbesluit biedt dan een mogelijke oplossing.
De gelijkwaardigheidsbepaling geeft aan dat u ook gebruik mag maken van alternatieve gelijkwaardige oplossingen. Uiteraard is het goed dit af te stemmen met de Brandweer, Monumentenzorg en de afdeling bouw- en woningtoezicht van de gemeente.
8. Opleiding preventiemedewerker
Bedrijven met personeel zjn verplicht om een preventiemedewerker aan te wijzen. deze moet helpen bij de preventie en bescherming op het gebied van veiligheid en gezondheid. De werkgever blijft overigens eindverantwoordelijk.
Veel ondernemers denken dat deze medewerker een speciale opleiding moet volgen. Maar als alternatief laten veel bedrijven het toezicht uitvoeren door de (duurdere) arbodienst.
In bedrijven tot maximaal 15 werknemers kan de werkgever zelf, of één van de medewerkers, fungeren als preventiemedewerker. Zolang deze persoon de specifieke kennis heeft van de arborisico’s en maatregelen die voor het bedrijf relevant zijn. Zoals de bedrijfsleider. Een opleiding is dan meestal niet nodig.
9. Vacuümverpakkingen en temperatuurregistratie
Ondernemers in bijvoorbeeld de horeca en de bakkerijbranche zijn verplicht de temperatuur van producten te registreren. Daarbij moet de temperatuur in de kern van het product worden gemeten.
Moet dit dagelijks? En moet dan bij vacuüm verpakte producten de verpakking open?
In de praktijk blijkt dat het volstaat om wekelijks een meting uit te voeren en te registreren. De kerntemperatuur kunt u meten door de meetapparatuur midden tussen de verpakte artikelen te leggen. De vacuüm verpakking hoeft niet open.
10. Te laag voor een versnapering
Zeer onlangs werd een voetbalclub een drank- en horecavergunning geweigerd. De bestaande ontheffing stond op naam van een voormalig bestuurslid. Naar aanleiding van de aanvraag controleerde de gemeente de situatie ter plaatse.
De kantine bleek in de tussentijd te zijn verbouwd en uitgebreid. Dit stond de verlening van een nieuwe ontheffing in de weg, aangezien het aangebouwde gedeelte voorzien was van een schuin dak. Een deel van het plafond was daardoor lager dan de voor de drank- en horecavergunning vereiste 2,40 meter.
Om toch na de wedstrijd van een hapje en een drankje te kunnen genieten, heeft de voetbalclub als oplossing voorgesteldom een hek te plaatsen en het gedeelte van de kantine dat te laag is daarmee ontoegankelijk te mkane. De club verliest daarmee wel 25 vierkante meter vloeroppervlak in de kantine.